De Standaard/Karel Michiels 15 maart 2010

BRUSSEL - Na 66 jaar in dit leven maakt Boudewijn de Groot de balans op van zijn carrière. Samen met vijf voortreffelijke muzikanten geeft hij zijn beste liedjes een heel nieuwe kleur en invulling.

 

Het zijn niet zomaar de grootste hits die Boudewijn de Groot in zijn nieuwe theatershow ten gehore brengt. En de hits die er wel in zitten, zijn bijna uitsluitend herkenbaar aan de tekst. De sound van de jaren zestig en zeventig heeft plaats gemaakt voor warme country, roots, blues, ragtime en zelfs een snuifje texmex, met aangepaste, onvertrouwde intro's. 'Testament', 'Verdronken vlinder', 'Malle Babbe' (hier vooral bekend van Rob De Nijs): enkele van de grote klassiekers uit het Nederlandstalige lied krijgen een piekfijn nieuw pak aangemeten. Het zit als gegoten.

De eerste liedjes zingt De Groot alleen, zoals hij in 1964 ook begonnen is. 'Een uur zingen voor 25 gulden. Ik had acht liedjes die ik allemaal twee keer zong.' Het is één van de vele kleine anekdotes die Boudewijn de Groot vertelt, lichtjes monkelend, met veel zin voor zelfrelativering. 'Gebruikte ik één keer een mondharmonicabeugel, riepen ze meteen dat ik de nieuwe Bob Dylan was, en een protestzanger.' En dat laatste wilde hij zeker niet worden, net zomin als Dylan zelf trouwens.

De Groot vertelt ook met veel liefde en humor over zijn vaste tekstschrijver in de jaren zestig en zeventig, Lennaert Nijgh. Dat hij best een moeilijk liefdesleven had ('Ballade voor de vriendinnen van één nacht'), of dat hij nooit in Berlijn is geweest en er toch een prachtige tekst over geschreven heeft. Boudewijn de Groot mocht Nijghs teksten naar believen veranderen, wat hij ook deed. Soms viel er een enkel woord weg omdat de zanger het niet mooi vond ('onderwasje'), soms een hele regel of een couplet. Van het prachtige 'Aeneas nu', voor de gelegenheid bewerkt tot doorwrochte blues, bleef uiteindelijk alleen de titel over.

Na de pauze wordt de toon nog intiemer, en Boudewijn de Groot een stuk persoonlijker. Eerst met 'De vondeling van Ameland' (op tekst van Freek de Jonge), een episch lied uit 2004, en dan in een drietal songs over zijn ouders, tekstueel minder poëtisch en fantasierijk dan het werk van Nijgh, maar wel echter. De Groot is geboren in Nederlands-Indië (nu Indonesië), zijn moeder is gestorven in een Jappenkamp. De zanger zingt de autobiografische liedjes met net iets meer overtuiging en inlevingsvermogen. Ook toetsenist/accordeonist/gitarist Ernst Jansz (Doe Maar) heeft een Indische achtergrond en mag van Boudewijn zijn 'Ballade van Nina Bobo' vertolken. Ver weg zijn de hits en meezingers. In dit deel van de show horen we niet alleen authentieke familieverhalen, maar ook subtiele krontjong-tonen, de traditionele muziek van Indonesië, en prachtige intermezzo's op viool van Monique Lansdorp, vaak in samenspel met toetsenist Ake Danielson.

'Tot besluit nog een gouwe ouwe, voor de mensen die willen meezingen.' Maar Vlamingen zijn geen Hollanders. Natuurlijk herkennen we 'Testament', zij het ook weer niet meteen, maar de meezingcultuur leeft hier veel minder sterk dan bij de noorderburen. Wat nog meer opvalt bij de eerste bis, 'Ik geloof', in Nederland de grootste hit die Boudewijn de Groot ooit gekend heeft (twee jaar geleden zelfs nummer 1 in de Top 2000 aller tijden) maar hier vrijwel onbekend. Toch jammer dat we elkaar de jongste twintig jaar wat uit het oog zijn verloren, Vlamingen en Nederlanders - hoezeer zijn land tegenwoordig ook mag verwilderen, zoals de zanger zelf grapte.

Theatertour Wilde Jaren, nog in Gent, Roeselare, Hasselt en Antwerpen.