100% NL Magazine

 

Tekst Martijn van Stuyvenberg (WoordVervolgd.nl)

Foto’s Sunshine, ANP, BrunoPress

 

Met talloze hits en nog steeds veel plezier in zijn vak neemt Boudewijn de Groot

(69) toch afscheid met de voorstelling 'Vaarwel, misschien tot ziens...' Mooi moment voor een muzikale flashback.

 


 

"Een bakelieten knop met vier standen waar je vier zenders op kon ontvangen: zo kwam de draadomroep bij ons thuis binnen. Mijn eerste muzikale indruk was behoorlijk eng. Het was vlak na de oorlog, ik was een jaar of vier. Door de radio klonk een zeer onheilspellend geluid, dat leek op het ritmische themaatje uit het begin van de vijfde Symfonie van Beethoven, gespeeld op pauken. De muziek uit die tijd zouden we nu oubollig noemen. Het was veel easy listening. Eigenlijk bestaat de achtergrondmuziek van mijn Haarlemse jeugd vooral uit lunchmuziek. Al op jonge leeftijd wist ik wat ik wilde worden: beroemd. Amerika zag ik als een spannend sprookjesland. Mijn neef kwam terug met fantastische verhalen én een cowboypak. Ik was in de ban van Amerikaanse tijdschriften, glamour, grote auto's, stralende mensen en mooie huizen. Ik wilde filmster worden. Mijn ambities hadden niets met muziek te maken, maar ik liep wel de hele dag te zingen en fluiten. Muzikale helden bestonden toen nog niet zo. In Nederland waren muzikanten simpele mensen. Pas toen de rock 'n roll opkwam, begon ik me steeds meer te interesseren. Ineens waren aan elk liedje namen verbonden en kwam er een hitparade. Buddy Holly, die een hit had met Peggy Sue, was de eerste op wie ik wilde lijken. Maar ik ging niet af op stijlen en zag in ieder liedje wel een bepaalde schoonheid, kwaliteit en waarde. Pas toen ik zelf een instrument ter hand nam, kwam eruit wat muzikaal gezien mij eigen was. Als je mijn platen naast elkaar legt, hoor je allerlei verschillende muziekstijlen waarin geen enkele lijn te ontdekken valt.

 

'Mijn melodietjes klonken heel keurig en deftig'

 

In de jaren zestig hoorde je kwalitatief hoogstaande muziek. De diversiteit en ontwikkelingen waren enorm. We gingen van rock 'n roll naar folk en van beatmuziek naar psychedelische flowerpower toestanden. Op schoolfeestjes dansten we de jaren daarvoor op dixieland. Op dansles leerden we naast klassieke dansstijlen ook de hippere Charleston en een beetje jiven. De twist was wel érg vooruitstrevend. Ik absorbeerde het allemaal, maar was niet zo'n liefhebber van soul, funk en blues. Wij hadden toen het idee dat we heel wild waren, maar achteraf gezien was het een gezapige tijd. Pas halverwege de jaren zestig kreeg popmuziek een artistieker imago. Opeens ging het zich steeds meer op straat afspelen, met de bijbehorende happenings en demonstraties. Nederlandstalige popmuziek was er niet. De taal swingde niet en werd - op Peter Koelewijn na - al heel snel geassocieerd met truttenmuziek. Zelf ben ik ook begonnen met keurige melodietjes. Wel iets meer op het Franse chanson gericht, maar toch. Als je het nu hoort is het allemaal heel keurig en deftig. Mijn uitspraak was die van een bekakte hockeyer. Maar Lennaert (Nijgh, red.) schreef prachtige teksten. De jaren zestig waren een tijd van experimenteren. Hetzelfde geldt voor de jaren zeventig. De strakke disco kwam op, daarna kwamen de punkers en sloeg er weer van alles los. Als dertiger voelde ik me daar te oud voor. Ik zag langharigen die hun haar knipten en hippieachtige figuren met scheuren en veiligheidsspelden in hun broeken. Kom op jongens, dat ben je niet zelf, maar je wilt meedoen met een rage, dacht ik dan. Maar als verschijnsel vond ik het wel heel erg interessant. Er werden weer teksten gemaakt die emotioneerden en ergens voor stonden. Van alle muziekstijlen heb ik geprobeerd of ik er zelf iets mee kon, maar het bleef vrijwel altijd binnen de perken van keurig - omdat ik dat nu eenmaal ben. Ik stond bekend als protestzanger, maar dat deed ik niet op een agressieve manier. De tachtiger jaren zie ik in meerdere opzichten als een grote drooglegging. In de muziek gebeurde niet zoveel dat me interesseerde. Op één plaat na had ik geen zin, drang, inspiratie of behoefte om muziek te maken. Ik was platzak en wanhopig op zoek naar inkomsten. In 1992 kwam de ommekeer die Tsjechov heette. De rol in die musical was voor mij als een weldadig bad met ezelinnenmelk. Ik werd meegevoerd op een tsunami van gelukzaligheid en succes. Ik was weer gemotiveerd om zelf aan de slag te gaan, belde Lennaert op en daarna is het elk jaar bergopwaarts gegaan. Succes en plezier hebben wat dat betreft alles met elkaar te maken."

 

Kijk voor de tourlijst van de theatervoorstelling Vaarwel, misschien tot ziens... op www.boudewijndegroot.nl


 

 

Reis door de tijd

Boudewijns muzieksmaak door de jaren heen

 

1944-1952

"Easy listening muziek hoorde je via de radio. Omroepen hadden orkesten, daarnaast hoorde je Eddy Christiani, Dansorkest Theo Uden Masman (Ramblers), het tango-rumba Malango, of het Jan Corduwener Orkest."

 

1953-1964

"Als jongetje luisterde ik naar Lloyd Price, Frank Sinatra, Elvis Presley, maar beroemdheden zeiden me niet zoveel. Toen ik gitaar ging spelen leerde ik echte liedjesschrijvers als Jacques Brel en Jaap Fischer waarderen."

 

1965-1983

"Succesperiode als muzikant. Met Lennaert Nijgh maakte ik vele albums, waarbij we ons lieten inspireren door werkelijk alle muzikale stromingen die opkwamen. Van Bob Dylan tot The Kinks en noem ze maar op."

 

1984-1990

"Mijn soloplaat Maalstroom was niet zo'n succes en muzikaal gezien raakte ik in een flinke dip. Ik schreef wat filmmuziek en produceerde platen van Bram Vermeulen, Stef Bos en Rowwen Hèze, maar zelf trad ik niet zoveel meer op."

 

1991-1999

"Een nieuwe muzikale uitdaging was het om de rol van Tsjechov in de gelijknamige musical te spelen. Daarna had ik de drive weer helemaal terug."

 

2000-2013

"In de afgelopen jaren heb ik nog steeds met veel plezier naar nieuwe muziek geluisterd. Uit Nederland vind ik The Kik een lekker bandje en ik zou het leuk vinden om met hen nog eens een nummer op te nemen."