Luister (nr 669, jaargang 58) september/oktober 2010

Dit seizoen trekt Boudewijn de Groot weer met een band langs de theaters. De zanger en componist behoort inmiddels tot de groten van het Nederlandse lied. Een brede blik -populair, jazz, schlagers - en passie voor klassieke muziek hebben hem gevormd. 'Ik heb met Lennaert Nijgh ontzettend vaak naar Schuberts Winterreise geluisterd.'

 

Tekst: Paul Janssen
Foto’s: Jaap Reedijk/ Lou Beerens

 

 

 

Boudewijn de Groot denkt niet in hokjes
'Als je maar geraakt wordt'

'Omdat ik het weer leuk begon te vinden.' De reden waarom Boudewijn de Groot, Nederlands grootste troubadour, ook het komend seizoen weer door het land toert is simpel: hij kan het gewoon nog niet laten. 'Een jaar of drie geleden had ik er echt genoeg van. Dat had vooral met technische omstandigheden te maken. Ik ging steeds moeilijker en verkrampter zingen doordat het niet klonk zoals ik het graag wilde. Dat merkt het publiek ook. Op een gegeven moment werd het te veel. Ik vind het heerlijk om met mensen te werken en liedjes te zingen, maar het kostte te veel energie. De voorlaatste toer verkeerde ik echt in grote onzekerheid: l'm too old for this shit, dacht ik steeds.'
Het afgelopen seizoen voerde De Groot twee veranderingen door. Hij besloot zonder drums te gaan optreden en meer een onderdeel van de band te worden - niet de liedjeszanger die vooraan staat en begeleid wordt. 'De drums zijn toch vaak bepalend voor het basisvolume. Dat was wat mij betreft te hard. Ik heb geen rockband, wat ik doe is toch iets genuanceerder. We merkten meteen bij de eerste repetitie dat het ontzettend lekker ging. Na twee dagen had ik al het idee: we kunnen het theater in. Dat gaf een enorme impuls. Vanaf dat moment is het alleen maar bergopwaarts gegaan. Met als gevolg dat ik er weer steeds meer zin in kreeg.' De Groot dacht in eerste instantie zijn carrière af te sluiten met een aantal intieme concerten samen met zijn zoon Marcel. Deze toer staat onder de titel Waar gebeurd voor komend seizoen op de agenda. Zijn vrouw en manager Anja Bak suggereerde dat de band waarmee hij de afgelopen twaalf jaar had opgetreden, ook een waardige afsluiting verdiende. Het resultaat was ernaar. Tot mei van dit jaar toerde De Groot weer met zijn band in de theaters. En een vervolg is niet uitgesloten.
Juiste snaar
Daarmee verplicht De Groot zich wel om ook nieuw werk te schrijven. 'Klassieke musici hoeven zich daar nooit zorgen over te maken. Zij hoeven slechts het bestaande repertoire fris te houden en te zorgen dat het goed klinkt. Als het om populaire muziek gaat kun je niet altijd alleen maar oude nummers zingen. Het publiek hoort graag zaken die ze kennen, maar het is ook belangrijk om te vernieuwen.' Nu kan hij terugvallen op een enorm repertoire. Al zo'n vijftig jaar is Boudewijn de Groot een dominante factor in het Nederlandse lied. 'Ik ben altijd herkenbaar geweest', zegt hij aarzelend. 'En ik heb weieens de aanzet gegeven tot bepaalde ontwikkelingen.' Aanzet is niet helemaal het juiste woord, al siert de bescheidenheid de zanger en componist. Hij schreef samen met tekstdichter Lennaert Nijgh niet alleen geschiedenis met het Nederlandstalige luisterlied, hij zette ook met het door Nijgh en De Groot geschreven Welterusten Meneer de President en uitstekend vertaalde liederen (De eeuwige soldaat, Er komen andere tijden) de Nederlandse protestzang op de kaart. Bovendien vertaalde hij de flowerpower en de psychedelische rock die de Beatles op hun fameuze album Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band bezigden, naar een Nederlands equivalent (Picknick).

 

 

'Lennaert Nijgh had een onwaarschijnlijke fantasie en de gave om alledaagse dingen op een beeldende wijze op te schrijven. Mijn muziek sloot zich daar naadloos bij aan'

Ook in latere jaren wist Boudewijn de Groot geregeld de juiste snaar te raken. Zo vertaalde hij met de hit Jimmy (Hoe sterk is de eenzame fietser) perfect de gevoelens van een bezorgde vader over de toekomst van zijn kind, en wist hij met Avond, dat in 2005 zelfs op nummer één belandde in de Top 2000, de tot schijnbare sleur verworden relatie van dertig- en veertigplussers van een even rake als vertederende stem te voorzien. 'Nieuw repertoire is er altijd', zegt hij. 'Het komt naar boven en naar binnen. Ik heb mij altijd laten inspireren door het leven en door de dingen die ik mooi vond. Mijn smaak kan zich daarbij van het ene uiterste naar het andere verplaatsen. Als ik iets moois hoor, is het iets moois. En dan maakt het mij niet uit of het iets populairs, jazz, klassieks of zelfs een schlager betreft. Voor mij zijn er geen restricties aan muziek. Ik heb nooit kunnen begrijpen waarom mensen die van klassiek houden, vaak roepen dat popmuziek geen muziek is. Mensen verschillen nu eenmaal. Daarom is het ook veel beter om uit te gaan van wat je mooi vindt en niet van wat volgens bepaalde conventies mag en niet mag. Als je je laat inspireren door alle muziek geeft dat een enorme verscheidenheid aan indrukken en ervaringen.'

Onder de huid

Dat de klassieke muziek voor hem altijd een inspirerende factor is geweest, laat zich aflezen aan zijn omvangrijke repertoire. Er is een grote verscheidenheid aan vormen, kleuren en stemmingen in zijn werk en Schubert is vaak dichterbij dan een gewaardeerde songwriter als Bob Dylan. 'De klassieke muziek is zeker in mijn werk aanwezig. Al is het eerste voorbeeld waaraan ik nu denk niet meteen van compositorische aard. Dat werd aangereikt door Lennaert Nijgh. In Voor de overlevenden komt plotseling een nogal zwaar orgelakkoord voor. Dat idee komt van de Orgelsymfonie van César Franck. Lennaert vond dat zo indrukwekkend dat hij ook zo'n orgelakkoord ergens in dat nummer wilde hebben. Ik kende de symfonie niet en ben er toen naar gaan luisteren. We hebben vervolgens geprobeerd het orgel elektronisch na te bootsen.' Er zijn meer voorbeelden van een heel directe invloed. 'Het nummer Eva op de lp Picknick wordt begeleid door het Nederlands Blazers Ensemble. Een bewuste keuze, omdat ik daar die klassieke klank van de blazers wilde hebben. Ik heb arrangeur Bert Paige ook weleens gevraagd iets in de stijl van Mozart te arrangeren en verder is er in sommige nummers een grote compositorische invloed van Schubert. Een lied als de Roos heeft alles met Schubert te maken. Dat kwam eigemlijk ook door Lennaert. Hij was helemaal weg van Schuberts Winterreise. We hebben er samen ontzettend vaak naar geluisterd. Daardoor is Schuberts stijl een beetje onder de huid gaan zitten.'
Toch noemt De Groot  het niet zijn favoriete klassieke muziek. 'Mijn voorkeur ligt bij het Franse repertoire van de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Debussy, Ravel:dat blijft fantastische muziek. Ik luister ook graag naar Stravinsky. Ik ben geen kenner, het is puur instinctief. Ik kom sowieso vaker bij klassieke muziek terecht dan bij bijvoorbeeld wereldmuziek. Waarmee ik niet wil zeggen dat ik een hekel heb aan Afrikaanse volksmuziek om maar iets te noemen.'
Eigenlijk maakt het genre of de muziekvorm voor hem niet zoveel uit. 'Als je maar  geraakt wordt. De enige restrictie is een technische. Je moet wel waar kunnen maken wat je naar buiten wilt brengen. Ik zou graag blues en rock zingen, maar mijn stem leent zich er niet voor. En het moet wel geloofwaardig overkomen. Zo’n zanger als Raymond van het Groenewoud is in zijn zangstijlen veel flexibeler. Ik benijd hem daarom weleens om zijn stem.'

Bijzondere wisselwerking

Dat De Groot naast zanger ook een begenadigd componist zou worden, kwam aan het begin van zijn carrière helemaal niet op zijn dromenlijstje voor. 'Ik wilde kunnen wat Jaap Fischer kon. Dat was de eerste aandrang. Hij gold in de vroege jaren zestig onder beginnende gitaristen en zangers als het summum. Liedjes die snel aanspraken, begeleid
door een paar eenvoudige akkoorden. Ik heb mijn hele leven gezongen. Als kleuter kon ik eerder fluiten dan praten. Mijn vader floot altijd en dat begon ik na te doen. Van het fluiten kwam het zingen en toen ik een gitaar kreeg, was Jaap Fischer al snel mijn ideaal.'
De Groot raakte in die tijd al bevriend met Lennaert Nijgh, die vooral bezeten was van alles wat met film te maken had. Toen hij een film wilde maken zou ik een troubadour spelen die ongelukkig in de liefde was. Ik moest dus ook wat zingen. Daarvoor heb ik zelf maar wat liedjes geschreven. Feestje bouwen heette de film. Dat was de eerste aanzet. En omdat het heel leuk klonk, stimuleerde het om door te gaan. Ik dacht er helemaal nog niet aan om verder te gaan in de muziek. Ik vond het filmen ook erg leuk, en dat bood meer veronderstelde zekerheid. Daarom ben ik naar de Filmacademie gegaan.'

'Debussy, Ravel: dat blijft fantastische muziek. Ik luister ook graag naar Stravinsky. Ik ben geen kenner, het is puur instinctief'

Uiteindelijk werd de keus heel simpel. In de vroege jaren zestig solliciteerde De Groot als cameraman bij de nationale televisie. Als hij zou worden aangenomen, werd hij cameraman; als het niet zou lukken, ging hij door met zingen. 'Het werd zingen, maar de eerste plaatjes liepen niet zo goed. Ook met Lennaert ging het niet soepel. Hij begon twee jaar later dan ik op de Filmacademie, maakte wat filmpjes, maar zijn hart en zijn talent lagen toch vooral bij de literatuur. Hij was ontzettend belezen en hij hield ervan zich schrijvend uit te drukken.'

'Ik zie nu ook wel dat we toen heel vernieuwend waren. Maar vraag me niet waar die muziek vandaan kwam. Daar heeft geen enkele componist antwoord op'

 

 

Al in de eerste liedjes van Boudewijn de Groot - in 1964 verscheen zijn eerste single Strand - vonden de twee elkaar. 'Het tekstschrijverschap was voor Lennaert een ongelooflijke stimulans. Hij had een onwaarschijnlijke fantasie en de gave om alledaagse dingen op een heel volwassen en beeldende wijze op te schrijven voor een groot publiek. Mijn muziek leek zich daar naadloos bij aan te sluiten. We waren een soort Lennon & McCartney in die zin dat het bij ons werkelijk ging om een wisselwerking.' Met het duo kreeg het Nederlandse lied een impuls. 'Ik zie nu ook wel dat we toen heel vernieuwend waren. Maar vraag me niet waar die muziek vandaan kwam. Daar heeft geen enkele componist antwoord op. Het is een mate van innerlijke muzikaliteit die bepaalt hoe ontvankelijk iemand is voor impulsen. Daar ergens ontstaat de chemie en vormt zich de muziek die uiteindelijk naar buiten komt.'
Dat die muziek ook feilloos een emotie overbrengt, is niet iets wat De Groot er bewust in stopt. 'Ik ben geen scherpschutter. In principe schrijf ik filmmuziek. Als ik een tekst krijg of maak dan zie ik er een verhaal, een beeld    bij De muziek komt met de beelden. Ik hou mij op dat moment ook niet bezig met hoe de tekst loopt. Ik werk van regel tot regel en dan zie ik wel. Tekst hoeft niet altijd metrisch te zijn. Luister maar naar de Vier letzte Lieder van Richard Strauss, dat is ook niet metrisch. Nu krijg ik als ik een    tekst lees vaak direct een soort metrum binnen, doordat popteksten vaak al metrisch zijn. Behalve     bij Bob Dylan natuurlijk.'

Natuurlijke behoefte

Muziek heeft het leven van Boudewijn de groot gevormd en getekend. Maar is het ook een passie?
'Passie, roeping, het klinkt zo zwaar, maar het is wel waar het op neerkomt. De muziek zit in mij en moet eruit. Ik ben altijd bezig met zingen en fluiten en ik kan maanden achtereen hetzelfde melodietje fluiten. Het is geen passie, het is een natuurlijke behoefte die inmiddels een gewoonte is geworden. Ik denk er niet eens bij na. Er zijn weleens mensen die de hele dag op een tafel tikken. Dat leidt bij anderen tot ergernis, maar het moet er nu eenmaal uit. Zo is het bij mij met de muziek.
'Wel kan ik als ik bezig ben met muziek heel gepassioneerd raken. Geraakt worden door je eigen muziek. Dat is niet alleen belangrijk, maar ook heel gevaarlijk. Vaak ben je geneigd om nog verder door te gaan en de magie dan te verprutsen, omdat je je niet voor kunt stellen dat zoiets moois zo snel ontstaat, Vaak als ik samen met Lennaert werkte stond het lied er in een half uur. Met Testament was ik in een kwartier klaar. Je krijgt dan de neiging om andere akkoorden te gaan toevoegen, waardoor je steeds verder van het moment van magie afraakt. '

Boudewijn de Groot is inmiddels 66. Hij heeft veel bereikt en heeft eigenlijk niet zoveel wensen en dromen meer. 'Creatief niet, nee. Ik hoef geen opera te schrijven of zoiets, die ambitie heb ik niet. Ik schrijf liedjes en dat geeft nofg altijd genoeg bevrediging. Misschien schrijf ik nog eens een goed boek of een mooi filmscenario, maar dat is niet iets waar ik per se tijd voor vrij wil maken.'
Een biografie dan? 'Ik geloof niet dat het een toegevoegde waarde heeft om alles wat ik ooit dacht en wat tot muziek is geworden op papier te zetten. Misschien dat mensen waarde hechten aan een feitelijk overzicht van alles wat ik gedaan heb – dat moeten anderen dan maar schrijven – maar voor het begrijpen van mijn werk is geen biografie nodig.'